Het woord 'virus' in het Latijn betekent 'vergif'. Deze naam werd gebruikt als een aanduiding van die organismen die infectie veroorzaken.
Het eerste niet-bacteriële middel in 1892 werd beschreven door Dmitry Ivanovsky, die ziekten van tabaksplanten bestudeerde. Later ontdekte de mensheid het eerste virus - tabaksmozaïek.
Sindsdien is er een nieuw tijdperk begonnen in de microbiologie, vol ontdekkingen. Tot dusver zijn deze mysterieuze wezens echter nog niet volledig onderzocht.
10. Plantenvirussen zijn onschadelijk voor dieren en de meeste dierlijke virussen zijn veilig voor mensen.
Virussen zijn specifiek. Dit betekent dat ze alleen genetisch zijn geprogrammeerd voor leven in een bepaalde kring van organismen. Onder hen zijn ze in staat tot reproductie en ontwikkeling in plantencellen. De reden is dat hun genetisch materiaal geschikt is voor de constructie van plantencellen. Dergelijke virussen kunnen geen dieren infecteren.
Evenzo kan de meerderheid van degenen die zich "in dieren" vestigen niet in menselijke cellen functioneren, omdat ze er niet aan zijn aangepast.
Er zijn echter altijd uitzonderingen. Een voorbeeld hiervan is het rabiësvirus. De ziekte wordt door zieke dieren op de mens overgedragen en moet onmiddellijk worden behandeld.
9. Virussen zijn de meest talrijke biologische objecten op aarde.
Dit is de meest voorkomende biologische vorm op onze planeet. De diversiteit van deze niet-cellulaire middelen is enorm, ze zijn overal.
Er zijn een aantal virussen die bacteriën, planten, dieren, schimmels enzovoort infecteren. En elk van deze soorten evolueert non-stop, creëert nieuwe stammen en vestigt zich soms zelfs lange tijd in de eigenaren, waardoor hun DNA verandert.
8. Amoeba zijn 'gratis diners' voor virussen
Amoeben vangen voedseldeeltjes op en consumeren ze. In de amoebe zelf leven virussen vaak. Omdat ze niet alleen kunnen eten, gebruiken ze de heilzame stoffen van amoeben om te leven.
7. Grote virussen (mamavirussen) overtreffen zelfs sommige bacteriën
Mamavirussen hebben hun naam te danken aan het feit dat ze tot mimivirussen behoren, maar ze in omvang overschrijden. Het zijn echter niet langer alleen mimivirussen, maar ook redelijk grote bacteriën.
Net als mimivirussen werd deze soort gevonden in de amoebe en werd hij voor het eerst verward met kokken die longontsteking veroorzaakten. Pas aan het einde van de 20e eeuw ontdekten wetenschappers de virale aard van dit wezen.
6. Mimivirus wordt zo genoemd omdat het het gedrag en de structuur van bacteriën nabootst
De naam mimivirus komt van 'een microbe nabootsen'. Deze soort behoort tot gigantische virussen. Maar in feite is dit een nieuwe niet-systematische levensvorm die niet kan worden toegeschreven aan virussen of bacteriën. Deze soort heeft een extreem complex genoom; geen enkel ander virus kan ermee worden vergeleken.
De eerste overeenkomst met bacteriën is dat het mimivirus zo groot is als ze zijn. Het is ook in staat eiwitten te synthetiseren, hoewel virussen daar meestal niet toe in staat zijn. Dit 'schepsel' wordt gekleurd door de Gram-methode, waartoe alleen bacteriën in staat zijn. Bovendien heeft hij flagella die kenmerkend is voor protozoa of prokaryoten.
5. Australiërs probeerden met behulp van het myxomatose-virus om te gaan met gefokte konijnen
Hazen en konijnen in Australië zijn een invasieve, dat wil zeggen kunstmatig geïmporteerde diersoort. Het verspreidde zich snel en veroorzaakte ernstige schade aan de lokale landbouw. Bijna geen enkele methode om konijnen kwijt te raken was effectief, dus in de jaren vijftig verspreidden mensen het myxomavirus.
Konijnen werden aangetast door myxomatose, een acute ziekte waarbij dieren conjunctivitis en tumoren in verschillende delen van het lichaam opliepen. Door de verspreiding van myxoom daalde het aantal konijnen van 600 naar 100 miljoen. Niettemin ontwikkelden veel overlevende dieren resistentie tegen de veroorzaker van de ziekte, waardoor de populatie herstelde tot 300 miljoen.
4. Tot op heden zijn er meer dan 2000 varianten van het influenzavirus bekend.
Influenza is een van de meest voorkomende soorten SARS. Hij beweegt zich razendsnel over de hele wereld en evolueert. Hierdoor zijn er inmiddels meer dan 2.000 stammen van het griepvirus bekend.
3. Virussen zijn geen levende wezens.
Wetenschappers kunnen niet beslissen of ze 'deze entiteiten' voor levende organismen of voor dode natuur willen gebruiken. De cellulaire structuur wordt beschouwd als het belangrijkste teken van levende organismen.
Het virus is een niet-cellulaire structuur. Het heeft echter wel erfelijk materiaal in de vorm van een DNA- of RNA-molecuul. Wanneer het een vreemd organisme binnenkomt, gedraagt dit 'schepsel' zich als een levend wezen.
Virussen zijn net zo vatbaar voor natuurlijke selectie als elk ander wezen. Ze leven echter niet alleen en kunnen voedsel niet zelfstandig omzetten in energie. Ze beginnen te functioneren en vermenigvuldigen zich alleen in de gastheercellen.
2. Ongeveer 2/5 van het menselijk DNA bestaat uit de overblijfselen van oude virussen
Volgens verschillende bronnen bestaat 8 tot 40% van ons DNA uit sporen van virussen die ooit onze voorouders hebben besmet. Retrovirussen kunnen in ons genoom implanteren. Zo schiet hiv wortel in het lichaam. Maar er is niets te vrezen: het menselijk genoom bevat gemuteerde resten van oude virussen die niet in staat zijn een nieuwe infectie in het lichaam te veroorzaken.
1. Het virus beschermt het menselijke embryo tegen het immuunsysteem van vrouwen
Immuniteit vernietigt alle vreemde cellen (antigenen) die het kan herkennen. Eiwitten, chemokines genaamd, die ontstekingen veroorzaken, dragen hieraan bij. Waar dit eiwit is, verzamelen T-cellen de antigenen.
De cellen van het embryo die in de bloedbaan van de moeder komen, worden ook door het lichaam van een vrouw als vreemden bepaald. Om de een of andere reden wordt het embryo zelf niet herkend als een bedreiging. Dit komt omdat tijdens de zwangerschap een speciaal membraan in de baarmoeder wordt gevormd dat geen beschermend eiwit produceert. Deze schaal dient dus als schild voor het ongeboren kind.
DNA verandert in de cellen van dit membraan, wat de aanmaak van chemokine beïnvloedt. Misschien komt dit door de activiteit van een virus, maar het is niet bewezen.
Wetenschappers van Stanford University vonden in de cellen van het embryo ook het oude HERVK-virus, dat voorkomt dat andere infecties het lichaam binnendringen. Dit beschermt de foetus tegen infectieziekten zoals griep.